Het werk in de wijngaard

Het eerste werk van het jaar is meteen één van de belangrijkste: de wintersnoei.

In de periode eind januari, februari, begin maart krijgt de druivelaar zijn grootste snoeibeurt van het jaar. Hierbij wordt bepaald welke tak de ‘draagtak’ voor de komende zomer gaat worden. Dit moet een tak zijn van één jaar oud: een ‘jaarse’ tak. Aan deze tak vormen zich dan de eerste scheuten die later uitgroeien tot volwaardige vruchttakken.

We doen dit volgens de filosofie van de ‘zachte snoei’.

Het belangrijkste doel van de zachte snoei is om tijdens de wintersnoei zo weinig mogelijk snijwonden te maken die de natuurlijke sapstroom onderbreken. De sapstroom moet als het ware elk jaar aan dezelfde (buiten)kant van de plant kunnen doorlopen zonder onderbreking.

Te veel snijwonden op verschillende plaatsen geeft meer kans op ‘Esca’, een soort kanker die het hout van de stam langzaam van binnenuit doet afsterven. In de winter bepaalt men dus welk ‘oog’ in de zomer zal uitgroeien tot een tak die de natuurlijke sapstroom ’verlengt’ en zo voor een goed ‘nageslacht’ gaat zorgen in de komende jaren.

Voor de wintersnoei: Na de winter moeten de oude draagtakken van het vorige jaar weggeknipt worden.
Na de wintersnoei: Per druivelaar worden een of twee nieuwe draagtakken overgehouden (‘guyot simple’ of ‘guyot double’). Zo’n draagtak is een tak van een jaar oud.

De uitverkoren draagtak wordt overgebogen en uit de knoppen verschijnen in april de nieuwe scheuten.

Eind april, begin mei krijgen onze nieuwe scheuten een enorme groeispurt: ze groeien 15 tot 20 cm per week. Het worden volwaardige vruchttakken waarop er 2 of 3 trossen per tak verschijnen. Het aantal vruchttakken moet wel uitgedund worden: de kleinste scheuten worden verwijderd en we houden 5 tot 7 scheuten over per draagtak.

Vanaf begin juni is er een massa werk in de wijngaard: de hoogste takken worden bovenaan afgeknipt (getopt), hun aantal uitgedund en de losgeslagen takken worden ingevlochten. Rond de trossen wordt er ook ontbladerd om zonlicht en luchtcirculatie toe te laten. Hiervoor doen we dan ook beroep op onze groep vrijwilligers, allen lid van onze gilde, die vanaf dan wekelijks komen helpen op donderdagvoormiddag.

Vanaf augustus worden er door de groendienst netten gespannen om de druivelaars te beschermen tegen de vogels en té nieuwsgierige bezoekers. Dit gebeurt eerst bij de solaris en een drietal weken later ook bij de johanniter en de souvignier gris.

De pluk van de druiven situeert zich in de maand september en gebeurt apart per soort in functie van de rijpheid: de solaris is altijd de eerste en wordt meestal begin september geoogst. Eind september is het dan de beurt aan de johanniter en als laatste is de souvignier gris rijp. Deze laatste twee worden soms ook samen geoogst.